Verkenning duurzaam gebruik diepe ondergrond: aan tafel vóór de rode pen

2 december 2025

Het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) heeft dit najaar de decentrale overheden uitgenodigd voor een vroege dialoog over het nationaal programma ‘Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond (DGDO)’. Niet om te reageren op een dichtgetimmerd plan, maar een open gesprek over ruimtelijke keuzes en maatschappelijke belangen. Decentrale overheden reageerden aangenaam verrast én afwachtend: wat levert het op en wanneer krijgen we praktische handvatten?

Voor de redactie van de nieuwsbrief OnderGrondig was dit aanleiding om KGG hierover te interviewen. Wij spraken met Nicole Hardon (programmacoördinator bij KGG) en Hanneke Puts (procesmanager bij RVO en gedetacheerd bij KGG).

Verrassende aanpak

“Deelnemers aan de gespreksronde zeiden: “Oh, staat er nog niks op papier? Meestal worden we pas gevraagd als alles al klaar is. En dan mogen we er even met rode pennen doorheen.”, aldus Puts.
Hardon vult aan: “We hebben bij KGG gekozen voor een aanpak die dat omdraait. In vergelijkbare trajecten kregen overheden meestal pas inspraak als het beleid al grotendeels vastlag. Nu kunnen ze vanaf het begin hun zorgen en wensen delen, bijvoorbeeld over de impact van ondergrondse activiteiten op de lokale infrastructuur.”

“Laat zien waarom het hier wel kan en daar niet”

OnderGrondig: “Overheden willen weten waarom bepaalde activiteiten in hun regio wel of niet mogelijk zijn. Hoe kijken jullie daar tegenaan?”

Hardon: “Het hele verhaal, van A tot Z, is van belang: wat houdt veilig en verantwoord gebruik in? Wanneer is dat voldoende? Drinkwater is daar een voorbeeld van. Over geothermie zou je denken dat er voldoende kennis over is bij decentrale overheden. Maar soms is men nog zoekende naar wat die techniek inhoudt en wat de risico’s zijn.”

Puts vult haar aan: “Decentrale overheden geven bij ons aan dat voor hun achterban niet altijd duidelijk is waarom een bepaalde activiteit op een specifieke plek kan of moet, en waarom niet ergens anders. Het lijkt alsof er wéér naar diezelfde gebieden wordt gekeken om de diepe ondergrond te gebruiken.

“Het zou helpen als daarover meer informatie beschikbaar is”, vervolgt Puts. “De Geologische Dienst Nederland van TNO (TNO-GDN) kan hieraan bijdragen. Met het TNO-rapport ‘Ruimtelijke verkenning duurzaam gebruik ondergrond – diepe ondergrond’ laten zij bijvoorbeeld zien dat zoutwinning of waterstofopslag niet overal kan in Nederland”.\

“Het verhaal van A tot Z is van belang: wat houdt veilig en verantwoord gebruik in? Wanneer is dat voldoende?”

Tijdens de gespreksronde in diverse regio’s waren collega’s van TNO-GDN aanwezig om het TNO-rapport toe te lichten. Bij sommige deelnemers viel toen het kwartje: potentie is wat in theorie maximaal kan, aanbod is wat daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Het verschil komt door alle ruimtelijke, financiële en technische beperkingen. Dit inzicht helpt overheden om straks realistische afwegingen te kunnen maken en adviezen te geven.

Regionale verschillen

OnderGrondig: “De dialoog is gestart; tegelijk laten concrete keuzes en kaders nog op zich wachten. Elke decentrale overheid kijkt daarbij vanuit haar eigen perspectief en belangen. Hoe gaan jullie om met die verschillende verwachtingen en behoeften?”

Hardon: “Dat is natuurlijk een uitdaging voor een nationaal programma, dat over heel Nederland moet gaan én waarin we invulling willen geven aan de drie uitgangspunten van de ‘Nota Ruimte’: niet afwentelen op toekomstige generaties, meervoudig ruimtegebruik en gebiedskenmerken centraal.”

Puts: “Aan de ene kant wil je een generiek programma maken. En tegelijkertijd wil je ook ruimte houden voor maatwerk passend bij de uitdagingen in elke regio. In Zuid-, West- of Oost-Nederland spelen echt andere uitdagingen dan in Noord-Nederland. Hier is men bijvoorbeeld bezorgd over de stapeling van activiteiten, zoals zoutwinning, gecombineerd met waterstofopslag. Terwijl in Oost-Nederland juist kansen worden gezien voor regionale economische ontwikkeling als er een aftakking van de landelijke waterstof-backbone naar de regio Twente zou komen.” Die waterstof-backbone is een landelijk netwerk van (bestaande) pijpleidingen, dat waterstof transporteert van windparken op zee naar industriële clusters en import-/exportterminals op land om grootschalige toepassing van groene waterstof mogelijk te maken.

Ruimtelijke drukte: een groeiend knelpunt

OnderGrondig: “Een bekend dilemma is de toenemende drukte in de ondergrond. Vooral in stedelijke gebieden is het een uitdaging om nieuwe infrastructuur aan te leggen. De oneliner ‘Het wordt steeds drukker in de ondergrond’ komt regelmatig voorbij. Hoe zien jullie dat?”

Puts geeft als voorbeeld: “Met name in stedelijk gebied waar nog geen warmtenetten aanwezig zijn, is de allergrootste uitdaging: hoe krijg je de infrastructuur de grond in? Want het is al zo druk in die ondergrond, met alle kabels en leidingen, ondergrondse parkeergarages, riolering en dergelijke. Daarnaast willen gemeenten ook nog ruimte houden voor hun bomenstrategie.” Gemeenten die een warmtenet willen aanleggen, lopen vaak vast op de beperkte ruimte in de ondergrond. Alle activiteiten concurreren namelijk om dezelfde vierkante meters.

“Het toekomstig gebruik van de diepe ondergrond vraagt om maatschappelijke afwegingen”

Het toekomstig gebruik van de diepe ondergrond is hiermee zeker niet alleen een technische opgave, maar vraagt juist om maatschappelijke afwegingen. Hardon: “Daarom willen we een transparanter en navolgbaarder beleidskader opstellen, waarin duidelijk wordt waarom bepaalde activiteiten wel of misschien ook niet kunnen.” Het DGDO-programma staat niet op zichzelf. Er zijn diverse andere nationale en regionale programma’s, die raken aan bodem, ondergrond, grondwater en energietransitie. Het programma ‘Bodem, Ondergrond en Grondwater’ is daar een voorbeeld van. DGDO sluit hierop aan door de samenhang en afhankelijkheden tussen diepe ondergrond, ondiepe ondergrond en bovengrondse ontwikkelingen te agenderen. Hardon geeft aan, dat keuzes binnen DGDO altijd in samenhang met andere beleidslijnen en programma’s worden bekeken, zodat decentrale overheden niet voor verrassingen komen te staan en integraal kunnen afwegen.

Zij vervolgt: “Het maatschappelijk sentiment is belangrijk. Juist door het gesprek aan te gaan met decentrale overheden en inwoners, ontstaat ruimte voor maatwerk en draagvlak.”

Puts voegt daaraan toe: “In een eerdere online-raadpleging onder inwoners bleek dat sommige groepen vooral bezorgd zijn over de impact op hun leefomgeving, terwijl anderen juist kansen zien voor regionale werkgelegenheid. DGDO haalt deze verschillende perspectieven actief op.” Puts verwijst hier naar het online-onderzoek, dat KGG heeft laten uitvoeren; een inwonersraadpleging over het toekomstige gebruik van de diepe ondergrond. Meer informatie over het onderzoek en de resultaten vind je hier: 'Inwonersraadpleging over toekomstig gebruik van diepe ondergrond'.

Wanneer komen de praktische handvatten?

Hardon tipt decentrale overheden om het proces actief in de gaten te houden via de website van het programma DGDO. De eerstvolgende stap staat gepland voor januari 2026. Dan wordt de ‘concept-Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD)’, onderdeel van de plan-MER, gepubliceerd en kunnen zienswijzen worden ingediend. Ook organiseert KGG in 2026 themasessies voor decentrale overheden.

Zaadje geplant, nu water geven

OnderGrondig: “Je hebt nu een zaadje geplant, dat moet je water geven. Wat willen jullie in de tussentijd aan decentrale overheden meegeven?”
Hardon: “Ga in gesprek met je collega’s over hoe de diepe ondergrond kan worden benut of wat jullie belangrijk vinden om te beschermen. Het gaat juist om de balans daartussen. Voer dat gesprek en houd onze website in de gaten.”

Illustraties: ministerie van Klimaat en Groene Groei, programma DGDO